Reglement Noordbrabantsen Federatie van Schuttersgilde
Schieten met kruisboog op wip bijzondere bepalingen

Algemene bepalingen

Artikel 66.
De organisatoren dragen zorg voor een beveiligd terrein, waarop de benodigde schutsbomen worden geplaatst. Bij iedere
schutsboom dient een tafel met twee stoelen voor de wedstrijdcommissarissen te zijn geplaatst. Ook dient er een goed
onderkomen ten behoeve van het schietsecretariaat in de nabijheid van de opgestelde schutsbomen aanwezig te zijn, in de vorm
van bijvoorbeeld een directiewagen of bouwkeet.

Artikel 67.
Iedere schutsboom moet vrij schootsveld hebben van ten minste 30 meter vóór de boom, ten
minste 30 meter achter de boom en ten minste 25 meter aan de buitenzijde van zowel de uiterste links als de uiterste rechts
geplaatste boom. De schrijver dient ten minste 25 meter vóór de boom een plaats te krijgen. Teven dient de plaats van de
schrijver minimaal 2 meter van de afzetting van het schietterrein te zijn, zodat hij of zij ongestoord de puntentelling kan
verrichten.
De onderlinge afstand tussen de schutsbomen behoort ten minste 17 meter te zijn.
Bij het opstellen van 2 rijen bomen dient dit altijd in overleg met de schietcommissie plaats te vinden.
Bij gebruik van pijlenvangers mag de afstand tussen de schutsbomen 8 meter bedragen.
De schrijver mag dan ook dichter bij de schutsbomen zitten. De afstand tot de buitenzijden van het schietveld kan dan tot 10
meter van de schutsbomen worden verkleind.

Artikel 68.
De schutsbomen, met inbegrip van spil, vogel en/of wip moeten minimaal een hoogte hebben
van 12,0 meter en maximaal 12,5 meter.
Ze worden zonodig gespannen met tuidraden die niet hinderlijk voor de schutters en andere schutsbomen mogen zijn.

Artikel 69.
De wedstrijden worden op schutsbomen gehouden waarop een metalen wip met een dikte van 3 mm tot 6 mm is geplaatst. Indien
de wip van aluminium is, dient de dikte 5 mm tot 12 mm te zijn. De diameter van de wip moet ten minste 70 mm en ten hoogste 80
mm bedragen.
De buitendiameter van de spil moet minimaal 25 mm en maximaal 30 mm bedragen.
De spil dient minimaal een lengte van 1 meter te hebben.

Artikel 70.
De staanplaats van de schutter dient middels een V-vormig lint op de grond voor onder de schutsboom te worden aangegeven.
De schutter dient op zijn of haar normale afstand tijdens het schieten in deze aangegeven ruimte te gaan staan.

Artikel 71.
De dikte van de pijl mag ten hoogste Ø 24 mm bedragen. De dwarsdoorsnede van de kop moet rond zijn. Inkepingen aan de
onderkant van de kop zijn niet toegestaan.

Artikel 72.
Er mogen ten hoogste 5 schutters zich tegelijkertijd bij eenzelfde schutsboom bevinden.
Onder de schutsboom mag zich maar één schutter bevinden. De overige schutters dienen op minimaal 5 meter van de
schutsboom te staan.

Artikel 73.
Een schot wordt als geschoten aangemerkt, zodra de boog is gespannen en omhoog is geheven, de pijl door de pees van de
boog vrijgemaakt en de halve hoogte van de boom is gepasseerd.

Artikel 74.
Een schot wordt als raak schot aangemerkt, indien de van tevoren aangewezen wip nat het schot zichtbaar en/of hoorbaar wordt
opgetrokken. Als de pijl in opgaande lijn de wip mist, maar deze
raakt in neergaande lijn de wip, waardoor de wip kan worden opgetrokken, dan wordt dit als een raakschot beschouwd.

Wedstrijden korpsschieten en viertalschieten

Artikel 75.
Elk gilde mag slechts met één viertal aan de wedstrijd voor de "gildekorpsprijs" deelnemen.
Elk gilde mag met meerdere viertallen aan de wedstrijd voor "viertallenprijs" deelnemen.
Iedere schutter mag slechts éénmaal aan de wedstrijd viertallen deelnemen.

Artikel 76.
Het korps dat het hoogste aantal treffers behaalt met het eerste tot en met het vijftiende schot, wint de korpsprijs. Alleen het
eerste viertal komt in aanmerking voor de toekenning van de korpsprijs
(zie ook artikel 20).
Het viertal dat de tweede plaats behaalt met het eerste tot en met het vijftiende schot, wint de eerste prijs voor viertallen. De
viertallen die de hierop volgende plaatsen behalen, verkrijgen de resterende beschikbare prijzen voor viertallen.
Bij gelijkheid in aantal treffers van twee of meerdere viertallen, wordt door dezelfde schutters van deze viertallen gekampt. Het
kampen geschiedt per viertal, in volgorde, schot na schot. Het viertal met de minste treffers valt af.
Is na deze kampronde geen beslissing gevallen, dan wordt opnieuw een kampronde gehouden, waarbij de wedstrijdleider is
bevoegd, de moeilijkheidsgraad te verzwaren.

Wedstrijd personeel schieten

Artikel 77.
De schutter die deelneemt aan de viertallenwedstrijd doet automatisch mee aan de wedstrijd personeel schieten. De schutter die
niet aan de viertallenwedstrijd deelnemen, schrijven zich afzonderlijk in voor het onderdeel personeel schieten.

Artikel 78.
Iedere schutter schiet 15 pijlen voor de klassering, voorafgegaan door één vrij proefschot.
Als dit proefschot raak is, wordt het schot als het eerste schot van de 15 schoten voor de klassering aangemerkt.
Bij gebreken aan de pijl(en) c.q. boog tijdens de wedstrijd van de schutter mag de schutter een proefschot aanvragen. Dit
proefschot is dan een verplicht proefschot en wordt niet in het aantal treffers meegeteld.
Als er gebreken aan de boom zijn kan men ook één verplicht proefschot aanvragen.

Artikel 79.
De schutter die op een schietkaart de meeste treffers behaalt uit de 15 geloste schoten (vrij proefschot, wint de prijs. Bij gelijkheid
in het aantal treffers van twee of meerdere schutters wordt per schutter gekampt. Het kampen geschiedt per schutter, in
volgorde, schot na schot.
De schutter met de minste treffers valt af. Is na deze kampronde geen beslissing gevallen, dan wordt opnieuw een kampronde
gehouden, waarbij de wedstrijdleider bevoegd is, de moeilijkheidsgraad te verzwaren.

Wedstrijd kampioen schieten

Artikel 80.
Op basis van de inschrijvingen en de mogelijkheden van het terrein in combinatie met de tijdsinspanning wordt bepaald of er een
afzonderlijke kampioenswedstrijd wordt georganiseerd.
Een afzonderlijke kampioenswedstrijd wordt op een afzonderlijke boom verschoten. Indien nodig kan een wip worden gebruikt
met een middellijn van minimaal 40 mm en maximaal 60 mm. Indien er geen aparte wedstrijd wordt verschoten komt de kampioen
voort uit de 15 schoten van de schutters in het korps c.q. viertal(en) of bij de individuele schutter uit het onderdeel personeel.

Artikel 81.
Iedere schutter schiet 10 pijlen of 15 pijlen. Proefschoten zijn niet toegestaan.

Artikel 82.
De schutter die de meeste treffers behaalt, wint de kampioensprijs. Bij gelijkheid in het aantal treffers van twee of meerdere
schutters wordt per schutter gekampt. Het kampen geschiedt per schutter,
in volgorde, schot na schot. De schutter met de minste treffers valt af. Is na deze kampronde geen beslissing gevallen, dan wordt
opnieuw een kampronde gehouden, waarbij de wedstrijdleider bevoegd is, de moeilijkheidsgraad te verzwaren.

Schietwedstrijd voor de koningen

Artikel 83.
De prijs wordt op een vaste vogel verschoten, vervaardigd van gips met bedrading of hout, waarvan het grondvlak of trefvlak een
grootte heeft van minimaal 12 cm doorsnede.

Artikel 84.
Iedere koning moet minimaal 1 gerichte kans krijgen op de koningsvogel. Indien de koningsvogel valt alvorens de laatste koning
voor de eerste keer heeft geschoten dient er een nieuwe koningsvogel te worden geplaatst. De wedstrijd gaat verder bij de eerst
volgende koning.
De koning die het laatste gedeelte van de vogel afschiet of de vogel in één schot afschiet, verkrijgt de koningprijs. Indien de vogel
geheel is losgeschoten van de spil of hulpstuk, wordt hij geacht te zijn afgeschoten. De koning wordt diegene die het laatst heeft
geschoten, nadat de vogel geheel is gevallen van de spil of hulpstuk.
De wedstrijdleider is bevoegd maatregelen te nemen, indien naar zijn oordeel de vogel, niet afgeschoten zijnde, geen trefkans
meer biedt.